Machtig Moe
(Het is vroeg in de ochtend. Machtig Moe zit onderuitgezakt bij de keukentafel. Eén hand ondersteunt haar hoofd met ongekamde, wilde, ietwat vette haren en zuchtend roert ze met haar ándere hand in haar kopje koffie.)
‘Oké.
Weer een dag.
Daar gaat’ie dan maar weer.’
(ze plukt wat aan haar ochtendjas, om de hangende boel daaronder goed te verbergen)
‘Eerst maar eens de kinderen wakker maken. pfff. Even wachten nog. Want dan krijg je het weer hè: ‘Mam, waar is die donkere spijkerbroek?’ ‘Mam, had ik al verteld dat ….’
(Zucht)
‘Al die woorden, al die woorden, op de vroege ochtend. En zodra ze uit bed zijn kun je er donder op zeggen dat ze elkaar in de weg gaan lopen, het niet eens zijn met elkaar, duwen, vechten om hun plekje, vechten om aandacht, door elkaar kakelen, elkaar aanvallen, onder de tafel schoppen omdat de voeten van de ander in de weg zitten. En …’
(Zucht)
‘En dan maar weer boterhammetjes smeren, vier boterhammen met nutellaaaa, twee – ‘Twee? is dat wel genoeg?’ ‘Jaha mammmm’ – met hagelslag – ‘Heb je je huiswerk af?’ – en dan overal hagelslagkorruuuls, die ik dan weer met het aanrechtdoekje, dat altijd stiiinkt, op moet vegen, en dan valt het op de grooond, moet ik weer stofzuiguuuh, de afwasmachine uitpakkuuuh, hè bah, het is nog vies, de vieze dingen dus afwassen onder de kraaaan, dat had ik dan ook wel gisteren na het eten meteen kunnen doen… En natuurlijk is de wasmand weer vol en gaat iedereen ervan uit dat ik dat als vanzelfsprekend allemaal maar doe – ‘Mam, is mijn donkere spijkerbroek al schoon dan?’ – en dan weer de droguuur, de wc’s en
natuurlijk
ook nog…’
(Zucht)
‘… mijn werk!
Laat ik het daar helemaal maar niet over hebben’
(Zucht. Sloft naar de keuken om haar lege kopje af te spoelen en omgekeerd in de nog volle afwasmachine te zetten, loopt de kamer uit, naar boven, en kruipt weer onder haar dekens)
JONGENS, IK BEN ER EVEN NIET. RED JEZELF MAAR EVEN VANDAAG!’